Het hangt inderdaad van de plaats af: in Nederland (uitgezonderd de provincies Noord-Brabant en Limburg) bestaan er voor dingen (dus niet-personen) in wezen maar twee grammaticale geslachten: de en het.
Onder de grote rivieren (Maas, Waal, Rijn) – we zeggen ook wel onder de Moerdijk, naar de grote Moerdijkbruggen over die rivieren) heeft het Nederlands ook voor dingen drie geslachten, net als het Duits. (Wat niet betekent dat het altijd klopt, bijv. het begin, het begrip, enz., in het Nederlands onzijdig (sächlich), in het Duits mannelijk.)
In de schrijftaal, ook van Nederland, werd of wordt dat driegeslachtensysteem ook wel gebruikt. Ik probeer dat zelf ook te doen, hoewel ik het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk niet van nature aanvoel, omdat ik praten leerde in Rotterdam en Schiedam.
Ik moet het dus nakijken. In het Groene boekje van 1954 staat het er altijd duidelijk bij, maar ook uit de moderne Woordenlijst, van 1995/2005/2015 is het wel op te maken. Die lijst staat ook online: http://woordenlijst.org/
Als er m. staat, is het woord mannelijk, staat er v., dan kun je aan de vorm al zien dat het woord vrouwelijk is, en worden mannelijke verwijswoorden in de schrijftaal ook in het noorden van het taalgebied door velen als fout gezien. Het gaat dan ook woorden die bijvoorbeeld op -heid eindigen (vergelijk Duits -keit, ook altijd vrouwelijk), op -teit (Duits: -tät), enz.
En dan zijn er de woorden waar bij staat m.(v.). Die zijn eigenlijk vrouwelijk (in het zuiden behandelt men die ook zo), maar Hollanders e.d. weten dat niet en maken ze mannelijk. Ik probeer ze in geschreven Nederlands ook als vrouwelijk te behandelen, maar ik voel me steeds meer een uitzondering.
Hier schreef ik ook over dat onderwerp:
http://rudhar.com/lingtics/tuktalvr/nl05.htm#VrouwelijkeDingen