Zinnen formuleren - Sätze formulieren

Hoi!

Tijd voor een nieuw spel. De bedoeling is dat we zinnen formuleren aan de hand van een grammaticale blauwdruk. Steeds maximaal één woord per persoon, daarna schrijft iemand het volgende woord.

Bijvoorbeeld:
lidwoord (de, het, een) → adjectief → substantief → (overgankelijk) werkwoord → lidwoord OF demonstratief pronomen (deze, die, dit, dat) → adjectief → substantief.

Dan zou er een zin kunnen ontstaan als:

  • De leuke buurman koopt een groene tas.

Het is uiteindelijk de bedoeling dat er grammaticaal correcte zinnen ontstaan, en als het even kan, ook inhoudelijk. Al zullen er zeker ook surrealistische exemplaren bij zijn, maar dat is alleen maar leuk.

Doe je mee?

Nog even in het Duits:

Zeit für ein neues Spiel. Es geht darum, Sätze nach einem grammatikalischen Schema zu formulieren. Immer maximal ein Wort pro Person, dann schreibt jemand das nächste Wort.

Zum Beispiel:
Artikel (de, het, een) → Adjektiv → Substantiv → (transitives) Verb → Artikel ODER Demonstrativpronomen (deze, die, dit, dat) → Adjektiv → Substantiv.

Dann könnte ein Satz entstehen wie:

  • De leuke buurman koopt een groene tas.

Letztlich geht es darum, grammatikalisch korrekte Sätze zu bilden, und wenn möglich, auch inhaltlich. Sicherlich wird es auch surreale Sätze geben, aber das dürfte nur witzig sein.

Machst du mit?

Oké, dus laten we beginnen met het schema:
lidwoord (de, het, een) → adjectief → substantief → (overgankelijk) werkwoord → lidwoord OF demonstratief pronomen (deze, die, dit, dat) → adjectief → substantief.

Ik schrijf het eerste woord:

De …

Wie gaat er verder?

2 „Gefällt mir“

De bruine …

1 „Gefällt mir“

De bruine kapucijners …

1 „Gefällt mir“

De bruine kapucijners smaken …

1 „Gefällt mir“

uitstekend!

Dat ziet er al goed uit! :blush:

Tip: al naar gelang het (overgankelijke) werkwoord kan het makkelijker of moeilijker (of zelfs onmogelijk) zijn om een zin met het gegeven grammaticale schema af te maken. Belangrijk dus om even na te denken of je zelf de zin met het werkwoord af zou kunnen maken.

Tipp: Je nach (transitivem) Verb kann es einfacher oder schwieriger (oder sogar unmöglich) sein, einen Satz mit dem vorgegebenen grammatikalischen Schema zu beenden. Es ist also wichtig, kurz darüber nachzudenken, ob du selbst den Satz mit dem Verb beenden könntest.

Eine Liste mit transitiven Verben findest du übrigens hier:

https://nl.wiktionary.org/wiki/Categorie:Overgankelijk_werkwoord_in_het_Nederlands

1 „Gefällt mir“

Met „smaken“ loopt het dood, denk ik…maar ik laat me graag verrassen.

De bruine kapucijners smaken uitstekend
bij

stop :raised_hand: :sweat_smile:

Bis hier war alles richtig:

Mit der bereits erwähnten Bemerkung, dass es nach „smaken“ schwierig werden könnte.

Nach „smaken“ muss wieder ein Artikel oder ein Demonstrativpronomen (deze, die, dit, dat) folgen:

Wie durft? (wer traut sich?) :blush:

deze

1 „Gefällt mir“

De bruine kapucijners smaken deze …

Ja, dat kan inderdaad :smiley: Tip: de rest van de zin ook meteen opschrijven.

geen idee :fearful:

Mijn woorden neem ik terug, met „smaken“ kan de zin gewoon worden afgemaakt. (Ich nehme meine Worte zurück, mit „smaken“ kann der Satz einfach beendet werden.

Misschien komt het nog…of iemand anders?

Het volgende woord is een adjectief, ik kies voor „grote“:

De bruine kapucijners smaken deze grote …

Nu nog een substantief, dan is ie af :blush:

De bruine kapucijners smaken deze grote mannen.

1 „Gefällt mir“

De bruine kapucijners smaken pas met frisse kruiden.

Deze zin - onafhankelijk van de werkelijke noodzaak van de toegift van kruiden - moet toch ook mogelijk zijn?

Naar mijn taalgevoel moet toch na smaken bv. smaken naar , smaken met volgen
Je kunt wel zeggen. de aardappels smaken goed. Misschien heb ik na 57 jaar in Duitsland te veel vergeten.

1 „Gefällt mir“