het koekje = der Keks
het kopje = die Tasse
Ben ik nu wel wakker?
het station = der Bahnhof
Na ja, bei den Verkleinerungen / Diminutiven wird man immer fündig, da diese offensichtlich im NIederländischen viel häufiger benutzt werden, als im Deutschen und immer sächlich sind.
Mein Mann z.B. geht immer seine „tandjes“ poetsen".
Ich könnte mich langlegen, wenn er seine „Zähnchen“ putzt.
het opstel - der Aufsatz
het rijbewijs = der Führerschein
het sinaasappelsap - der Apfelsinensaft
het verhaal - die Geschichte
het getal - die Zahl
het toeval - der Zufall
het idee - die Idee
het proces - der Prozess
und so weiter und so fort.
Dit zijn van die woorden die ik in 99% van de gevallen nog even controleer in het woordenboek…
de ree - das Reh
Und:
het cijfer – die Ziffer
Und:
het bewijs – der Beweis
het ongeval - der Unfall
het gala - die Gala
de kamer - das Zimmer
de cello - das Cello
het beroep - der Beruf
het deel - der oder das Teil