Hoe zeg je dat, verdorie?!

Mag ik een thema voor acute taalhulp beginnen? :smiley:

Hätte ich das nicht hören müssen?

Als ik dit vertaal als

Had ik dat niet moeten horen?

verandert volgens mij de betekenis:

Hätte ich das nicht hören dürfen?

Maar het schiet me niet te binnen hoe ik het anders kan uitdrukken.

Had ik dat niet zouden horen? … kunnen horen?

Echt geen idee. :frowning:

Dat is de juiste vertaling. De betekenis komt overeen met die in het Duits.

Verdorie is trouwens met „ie“ aan het eind. Ik heb je titel even aangepast.

Hätte ich das nicht hören dürfen?

Dat is in het Nederlands: Had ik dat niet mogen horen?

Dank je, Alex!

En dank ook voor je verklaringen. Ik heb een rare dag en ben een beetje in de war. Ken je dat? Je begint over de dingen na te denken, die je eigenlijk al „voelt“ en alles lijkt plotseling te kantelen.

Ik denk dat het beter zou zijn als ik pas in de komende dagen nog een keer erover schrijf.

Tot dan!

Ja, ik ken dat ook wel :slight_smile:

Je bedoelt dat je van plan bent om er pas over een paar dagen weer over te schrijven, denk ik.

2 „Gefällt mir“

Klopt. :heart:

1 „Gefällt mir“

In het boek dat ik vertaal komt vaak de uitroep “Jezus!” voor. In het Duits zou ik in de gegeven context “Gott!” oder “Herr im Himmel” of gewoon “Himmel!” zeggen, soms lijkt me de beste vertaling zelfs “Scheiße!”. :slight_smile:

Mijn vraag is of het in het Nederlands gebruikelijk is om Jezus aan te roepen of of het een bijzondere taalgebruik in het gegeven boek is. Tot nu toe heb ik Jezus Jesus laten zijn, maar als je in het Nederlands “God!” enz. minder gebruikt, zal ik het nog veranderen.

Groetjes,

Ruth

Jezus is (althans voor sommige mensen) een hele gebruikelijke uitroep in het Nederlands, Ruth.

Afgezien daarvan is de meest passende vertaling natuurlijk afhankelijk van de context :slight_smile:

1 „Gefällt mir“

Onlangs in de les bij Ralf hadden wij het over cliché’s over Nederlanders. Een van de zinnen die onze groep vervolgens wilde vormen was:

Nederlanders zijn tolerant zolang het niet om henzelf gaat.

Al was ik heel onzeker wat het henzelf betreft.
Op zoek naar een oplossing heb ik de vorm henzelf voor de vierde naamval (accusatief) wel gevonden (en volgens mij is de bovenstaande zin dus correct), maar geen enig voorbeeld voor hunzelf, als ik het voor de derde naamval (datief) zou hebben verwacht.

Is dus

???De kinderen doen hunzelf de kleren aan.

niet correct? Moet het zichzelf zijn?

Ik kijk uit naar jullie antwoord.

Groetjes,

Ruth

Hallo Ruth,

Het persoonlijk voornaamwoord hen gebruik je inderdaad als accusatief (vierde naamval, lijdend voorwerp), maar ook in alle gevallen waar er een voorzetsel (Präposition) voor staat.

Hun gebruik je als meewerkend voorwerp (derde naamval,datief), maar alleen als er GEEN voorzetsel voor staat.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen:

Ik geef hun geen koekjes meer, maar ook:
Ik geef geen koekjes meer aan hen.

In jouw voorbeeld is het weer anders, want dat zeg je in het Nederlands zo:

De kinderen trekken zelf hun kleren aan (hun is hier dan bezittelijk voornaamwoord: Possesivpronomen).

Ook kun je zeggen: De kinderen kleden zichzelf aan.

Zich is hier het wederkerend voornaamwoord (Duits: Reflexivpronomen)

Hunzelf is de versterkte, benadrukte vorm van hun, dus NIET de wederkerende vorm van hun. Daarom is het: de kinderen kleden zichzelf aan, en niet hunzelf.

Een voorbeeld met hunzelf:

Hunzelf maakt het niet uit dat ze altijd te laat komen, mij wel.

1 „Gefällt mir“

Geweldige verklaring, @alex, hartstikke bedankt! Snap ik je juist dat hunzelf als wederkerend voornaamwoord niet bestaat?

Dat heb je inderdaad goed begrepen Ruth.

1 „Gefällt mir“

Lieve mensen,

Heeft misschien iemand een tip hoe je het best die kl… conjuncties/bijwoorden/voegwoorden zoals

telkens
echter
alsmede
zowat
zomaar
gauw
tevens
naarmate
alsmaar
opdat
wellicht

enz. tussen je oren krijgt? Ik moet ze telkens opzoeken als ik ze tegenkom. @ralf, @alex, kunnen jullie misschien een spelletje bedenken waarin ze voorkomen? Dat zou ik prachtig vinden.

Een fijne dag!

Ruth

1 „Gefällt mir“

De beste tip die ik je kan geven is om heel veel te lezen, Ruth. Daardoor zie je deze woorden in hun context, zodat je een steeds beter gevoel krijgt voor het juiste gebruik ervan.

1 „Gefällt mir“

Maar ik lees toch al bijna alles in het Nederlands. :frowning: En ik luister naar hoorcollege’s, de radio enz. Mijn “probleem” is dat ik het Nederlands intussen zowat perfect versta (althans in “normale” contexten). Daardoor let ik helaas minder op de constructies - of ze lijken me zo natuurlijk dat ik denk dat ik ze beheers … maar als ik dan zelf iets moet produceren, raak ik ze allemaal weer kwijt.

Goede vraag Ruth…wat Alex zegt, zou ik ook zeggen. Probeer jezelf zoveel mogelijk ‘onder te dompelen’ met het Nederlands: lezen, luisteren, schrijven, ook met Nederlanders. Ik zal eens over een spelletje nadenken!

1 „Gefällt mir“

Dank je, Ralf.

Dat is natuurlijk niet leuk, dat snap ik, maar het is wel een heel normaal verschijnsel, waar iedereen die een andere taal leert last van heeft.

Ja, hoor, dat weet ik. :heart: Ik ben soms een beetje ongeduldig, vooral met mezelf. En ik ben tegenwoordig zo bezig met de taal dat ik zelfs vaak in het Nederlands denk. En als je dan aan alle kanten alleen maar je beperkingen ziet, kan het wel wat frustrerend zijn.

Maar, als jullie Nederlanders zeker niet zouden zeggen: Ik bijt me erdoorheen. :slight_smile:

“Wij Nederlanders” (@ralf, @Annemarie …) zouden eerder zeggen:

Ik geef de moed niet op :wink:

Ook mogelijk:

Ik geef het niet op.
Ik ga niet bij de pakken neerzitten.
Ik laat me niet uit het veld slaan.

1 „Gefällt mir“

Mij krijgen ze er niet onder.
Ik geef mij niet gewonnen.
Ik ga door tot het gaatje.

:rage:

2 „Gefällt mir“