Finde die Fehler im niederländischen Satz (für Anfänger)

Freyja 116

Op een mooie dag in mei zijn veel mensen blij.

1 „Gefällt mir“
Nicole

Op een mooie dag in mei zijn veel mensen blij.

1 „Gefällt mir“

Een nieuwe zin (117) met een fout:

  • Ik woon in een drukke staart
Chris 1

Ik woon in een drukke stad

Chris 1

Nee hoor, je woont niet in een drukke stad :grinning:

Freyja 117

Ik woon in een drukke straat.
(Gelukkig niet.)

1 „Gefällt mir“

Een nieuwe zin (118) met een fout:

  • Ons buurmeisje zint een kinderliedje.
Freyja 118

Ons buurmeisje zingt een kinderliedje.

1 „Gefällt mir“
Chris 1

Ons buurmeisje zingt een kinderliedje

1 „Gefällt mir“

Een nieuwe zin (119) met een fout:

  • Het supermarkt verkoopt geen superbenzine
Chris 1
  • De supermarkt verkoopt geen superbenzine
1 „Gefällt mir“
Freyja

De supermarkt verkoopt geen superbenzine.

1 „Gefällt mir“
Nicole (117)

Ik woon in een drukke straat.

1 „Gefällt mir“
Nicole (118)

Ons buurmeisje zingt een kinderliedje.

1 „Gefällt mir“
Nicole (119)

De supermarkt verkoopt geen superbenzine.

1 „Gefällt mir“

Een nieuwe zin (120) met een fout:

  • Het fiets van Jan is Jans fiets.
Chris 1

De fiets van Jan is Jans fiets.

1 „Gefällt mir“
Freyja 120

De fiets van Jan is Jans fiets.

1 „Gefällt mir“
Nicole

De fiets van Jan is Jans fiets.

1 „Gefällt mir“

Een nieuwe zin (121) met een fout:

  • Bij deze kas kunt u alleen pinnen.
    ( pinnen = betalen met een betaalkaart )