Wie kent er ééntje ???
Ik begin met:
Opblazen
een ballonnetje met lucht vullen
Een bom laten ontploffen
weer
het weer >
weer > opnieuw
de/ het weer > harde huid b.v. onder je voeten
zich te weer stellen > zich verdedigen
de weer > het mannelijke schaap
verduisteren
- donkerder maken, van licht beroven
- het zich opzettelijk, in strijd met de wet, toe-eigenen van een goed dat van iemand anders is
nalaten
vererven
afzakken
bank
de bank > de sofa
de bank> een institutie voor geldelijke zaken
Het gaat hier dus om werkwoorden, dus niet om zelfstandige naamwoorden.
Een voorbeeld:
pikken = met een pikhouweel op een rots pikken
pikken = stelen, jatten.
en nog eentje voor
pikken > accepteren (b.v. dat pik ik niet)
brommen
rijden met een brommer/bromfiets
of
het geluid van een brombeer respectievelijk van een zeurpiet
of
ook nog van een bromvlieg.
uitdrukken
(zich )uitdrukken > zijn mening te kennen geven
de tandpasta uitdrukken > de tandpasta uitknijpen