Wer, wen, wem und wessen

Ich antworte auf niederländisch…das ist etwas einfacher für mich. Wenn jemand eine Erklärung auf deutsch wünscht, gerne fragen, dann versuche ich es auf deutsch :slight_smile:

De nominatief is het onderwerp en kun je vaststellen door de vraag ‚wie‘ met het werkwoord in de zin te stellen. Een voorbeeldzin:

Ik heb een brief geschreven.

Vervolgens stel je de vraag: ‚wie heeft geschreven?‘ Het antwoord is dan ‚ik‘. ‚Ik‘ is dus onderwerp/nominatief. Toegepast op jouw zin:

Ook hier kun je naar ‚wie‘ vragen: ‚Wer hat geschrieben?‘. Het antwoord is dan ‚wer‘.

In je tweede zin is ‚du‘ het onderwerp/nominatief.

Namelijk, stel maar de ‚Wie heeft gezien?‘. ‚Du‘, dus. De accusatief/het lijdend voorwerp kun je ontdekken door een vraag met ‚wat/wie‘ en het onderwerp te stellen. In jouw zin (even vertaald): Wat/Wie heb je gezien? Dan is het antwoord ‚Wen‘.

De datief is in het Nederlands het meewerkend voorwerp en kun je ontdekken door de vraag ‚aan wie‘ te stellen.

Dan is het onderwerp/nominatief: du (namelijk: '‚Wie heeft gestuurd‘)
Het lijdend voorwerp/accusatief: das Geschenk (namelijk ‚Wat heb je gestuurd‘)
Het meewerkend voorwerp/datief: wem (namelijk: 'Aan wie heb je dat gestuurd)

Dat helpt je misschien al op weg. Heeft iemand anders nog extra tips?

Als je verdere vragen hebt, stel ze gerust! :slight_smile:

Groetjes,

Ralf

4 „Gefällt mir“