Präpositionen

Stimmen die folgenden Übersetzungen?

Kommst du oft nach Amsterdam? = Kom je vaak in Amsterdam?

Ich gehe zum Arzt. = Ik ga naar de dokter.

Er ist für ein paar Tage zu seinen Eltern. = Hij is voor een paar dagen naar zijn ouders.

Er hätte auf mich hören sollen. = Hij had naar mij moeten luisteren.

Enie ist im Kino, sie schaut sich einen Film an. = Enie is in de bioscoop, zij kijkt naar een film.

Ich will zum Supermarkt, um Obst und Gemüse zu kaufen. = Ik wil naar de supermarkt, om groenten en fruit te kopen.

Ich will nach Amsterdam, um … = Ik wil naar Amsterdam, om …

Sollen wir in ein Kaufhaus gehen? = Zullen we naar een warenhuis gaan?

Wir hören gern Musik. = We luisteren graag naar muziek.

Ich will an der Universität studieren. = Ik wil naar de universiteit gaan.

1 „Gefällt mir“

Ziet er goed uit! Er zijn maar een paar zinnen die ik anders zou vertalen:

3 „Gefällt mir“

Die präpositionen stimmen.

Oder oft auch nur:
Ik wil naar de universiteit.

2 „Gefällt mir“

Kitty, beide vertalingen zijn goed. In het Nederlands kun je de „Konjunktiv II“ met een een Imperfekt (onvoltooid verleden tijd) uitdrukken en met een constructie met „zou“.

Vergelijk:

Als ik jou was zou ik dat niet doen.

4 „Gefällt mir“