De Nederlandse taal kent nog enkele sporen van oude naamvallen. Van oudsher zijn er in het Nederlands de volgende vier naamvallen te onderscheiden:
Nominatief: De koningin houdt de troonrede
Genitief: Hij is commissaris der Koningin.
Datief: Hij gaf aan den ouden man twee muntstukken.
Accusatief: De veldwachter richtte zich tot den ouden man.
In de hedendaagse Nederlandse standaardtaal worden de genitief-, datief- en accusatiefvormen nauwelijks meer gebruikt. Toch bestaan er nog steeds naamvallen in vaste combinaties, zoals ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’, of bij gezegdes zoals ‘Ledigheid is des duivels oorkussen’.
De voorgeplaatse genitief kom je nog wel tegen bij ‘Anna’s fiets’, of ‘Frankrijks president’, terwijl je de nageplaatste genitief herkent in bijvoorbeeld ‘de tand des tijds’.
Enkele Nederlandse naamvallen in vaste combinaties: (Aanvullen? Ja graag!)
Ten aanzien van
Ten bate van
Op den duur
Ter ere van
Iets ten gehoren brengen
Ter gelegenheid van
In grote getale
Ten gevolge van
Van ganser harte
Ten hoogste
Ten einde raad
Ter waarde van
Ten westen van
‘Ter’ of ‘ten’ zijn eigenlijk samenvoegingen met een lidwoord. Vroeger was dat den of der. Vergelijk het maar met de Duitse samenvoegingen im (in dem) of ins (in das).
Ter = te der
Ten = te den
Omdat dit alleen werkt met de oude, niet meer gebruikte lidwoorden, zou ik dit snel weer vergeten en je vasthouden aan de nog bestaande vaste uitdrukkingen. Andrea’s link hierboven is daar prima voor.
Om dat goed te doen moet je het woordgeslacht kennen: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Maar geen Nederlander kent de geslachten nog; ze zijn ‘afgeschaft’.
“Haar rapport over de ‚lockdownfeestjes‘ in Downing Street 10, de ambtswoning van de Britse premier Johnson, komt een dezer dagen uit en kan cruciaal zijn voor het lot van de premier.”