de Sint - tien
de tien - de tuin
de tuin - niet
niet - de/het biet (suikerbiet)
de/ het biet - ( hij) ziet
hij ziet - zoet
zoet - de voet
het is van de zotte !
de voet - de toet
de toet - (hij) boet
boet - de moet
de moet - de moed
de moed - de meid
de meid - de demo
de demo -de/ het memo
de/het memo - de roem
de roem - de loer
de loer - de boer
de boer - de boel
de boel - (ik) woel
de boel - de poel