Jouw antwoord heeft zijn doel als een pijl uit een boog midden in de roos geraakt. Goed gedaan. Heb je ook nog een nieuw woord op je boog?
1 „Gefällt mir“
Ja, dat heb ik wel. Ik schiet midden in dit spel.
(6) B _ _ _ _ _
1 „Gefällt mir“
Krijg je vandaag weer BEZOEK?
1 „Gefällt mir“
Ja, onze kleindochter is weer eens bij ons. Maar ze kan jou niet helpen, omdat ze nog niet kan lezen.
B _ _ _ _ _
Dan is er zeker een BONBON om te smullen
1 „Gefällt mir“
Hoi Leonard,
Ben je er zeker van dat je „bonbon“ bedoelt? Dus een bonbon voor Verena’s kleindochter?
Ik denk van niet. 
2 „Gefällt mir“
Eentje zonder alkohol natuurlijk. Ik weet wel het verschil.
3 „Gefällt mir“
Zij krijgt bij ons bijna nooit bonbons noch andere snoepjes. We hebben geluk dat ze er nog niet naar vraagt. Dus: Geen snoepjes - geen letters.
B _ _ _ _ _
1 „Gefällt mir“
Ja dat is goed, een beetje voorzichtig zijn met snoep. Heeft zij ook altijd zo veel BAGAGE mee?
2 „Gefällt mir“
Meestal niet, want wij hebben hier alles wat we nodig hebben voor de tijd met haar, kleren, speelgoed en boeken. Weer geen letter gevonden.
B _ _ _ _ _
2 „Gefällt mir“
Eens kijken wat dit woord aan letters
B R E N G T
2 „Gefällt mir“
‘Brengt’ brengt er een mooie ‘T’ mee.
B _ _ _ _ T
1 „Gefällt mir“
Heeft jouw kleindochter ook een mooi BURCHT om te spelen?
1 „Gefällt mir“
Nee, zij heeft er geen, maar wij bouwen er soms een uit bouwblokken in de vorm van een ‘U’.
B U _ _ _ T
Ga je ook wel een BUSRIT met haar maken?
1 „Gefällt mir“
Ja, ik rijd vaak op zaterdag met haar met trein en bus naar onze winkel. Doe jij dat ook 
met jouw kleinzoon? Maar bedenk vooraf nog snel een nieuw woord.
1 „Gefällt mir“
Nou, dan eis ik eerst het antwoord op dit nieuwe woord: (6) T _ _ _ _ _
De behoefte was er nog niet om met mijn kleinzoon een busritje te maken.
1 „Gefällt mir“
Goedemorgen! Heb je al ontbeten? Een sneetje volkorenbrood met T O M A A T ?
Ja, tomaatjes uit Nederlandse kassen.
T O _ _ _ _
1 „Gefällt mir“
Heb je vanmiddag een T O E T J E gehad?
1 „Gefällt mir“