Ah eindelijk weer een nieuwe 
het (NL) = es (D) # es (NL) = Esche (D)
3 „Gefällt mir“
Precies! Heb jij ook een nieuwe valse vriend?
Ja ik heb er een 
koks (NL)
# Koks (D) 
2 „Gefällt mir“
beweren (NL) # behaupten (D)
bewehren (D) # bepantseren(NL)
Het Duitse behaupten heeft 2 betekenissen: z.B. etwas behaupten oder Position behaupten
NL: beweren of standhouden
Ik heb met de zoekfunctie gezocht of het alreeds genoemd is.
Heb ik nog vergeten: bewähren/Bewährung
en ook nog Bewahrung (Rettung)
1 „Gefällt mir“
Oh, ich dachte, ich hätte schon eine Antwort geschrieben.
koks (NL) # Koks (D)
Die Köche D = koks (NL) # Koks (D) = NL de coke(s) (steenkool of cocaïne) - contant geld.
1 „Gefällt mir“
Hier stimmt was nicht, Peter. 
1 „Gefällt mir“
Nu laat je me nadenken 
Daarvoor heb ik helemaal geen tijd 
Ich dachte, ich habe …
Ich dachte, dass ich die Antwort schon geschrieben habe.
Of is het nog iets anders?
Hier stimmt zwar eine Kleinigkeit nicht, aber es ist schon ein Grammatikfehler. 
2 „Gefällt mir“
Konjunktiv
3 „Gefällt mir“
Ja, super, Peter. 
2 „Gefällt mir“
@dobsondirk
Dein falscher Freund ist gut gefunden, aber …
hier im Spiel, sollten anderen die Erklärung geben. 
Mein falscher Freund ist weniger schön:
De blaas - der Blas
de blaas (NL) = die Blase (D)
der Blas (D) = de …(NL)
der Blas = nach dem Tauchvorgang ausgeatmete Luft von Walen
1 „Gefällt mir“
Ja dat is goed. Voor “der Blas” hebben we in het Nederlands geen woord.
Jij mag weer. Als je niets weet, toevallig ben ik er vandaag nog een tegengekomen…
Ja graag Peter, doe maar…
3 „Gefällt mir“
uitbeelden - ausbilden
2 „Gefällt mir“
Wat denk je van
gestalten - opleiden?
1 „Gefällt mir“
Ja👍., aber ich denke darstellen trifft es besser.
gestalten, darstellen (D) = uitbeelden - ausbilden = (NL) opleiden
@VerenaE , du darfst wieder. Ich glaube du hast das nächste Wort, ein halber falscher Freund, schon gefunden.
2 „Gefällt mir“
Vandaag heb ik deze valse vrienden in een Nederlands boek ontdekt:
Getier <=> Getier
5 „Gefällt mir“
het getier = das Getobe, das Gebrüll, das Gezeter
Wat voor een getier buiten!
Was für ein Gebrüll draußen!
das Getier = het gedierte, dieren
Beispiel: das Getier des Waldes, jagdbares Getier, „Was ist das für ein Getier an der Wand ?“ ( z. B. auf der Tapete)
5 „Gefällt mir“